Toen ik een jaar of 7, 8 geleden besloot dat ik graag wilde leren surfen, ben ik op internet op zoek gegaan naar informatie over de eerste stappen in de surfwereld. Het viel toen al gauw op dat veel online informatie over surfen gericht is op ervaren surfers. Termen als “point break”, “undercurrents ” en “left handers” passeerden de revue, terwijl ik alleen maar wilde weten wat de meest geschikte spots zijn voor beginnende surfers.
SurfaWhile Surfvakanties
Vanuit dit idee is SurfaWhile ontstaan, waar we ons zijn gaan specialiseren op het gebied van surfvakanties. Onderstaand artikel richt zich op surftermen, maar indien jij een kijkje zou willen nemen bij de surfvakanties die we aanbieden, kan dat natuurlijk ook. Hier zul je veel meer info vinden over wanneer je waar moet zijn om het beste te surfen!
Dé surf-begrippenlijst
Maar eerst een lijst met daarop de meest gebruikte surftermen. Enjoy!
Aerial – Een surfer die tijdens het surfen los komt van de golven
A-frame – Een golf die aan beide kanten breekt (zowel links als rechts), en daarmee een perfecte A vorm krijgt
Alaia – een surfboard gemaakt van hout, zoals deze door de Hawaiiaanse bevolking werd gebruikt in de late 18e eeuw.
Aloha – a Hawaiian greeting that means “hello” or “goodbye”
Backside – wanneer een surfer met zijn rug naar de golf toe surft
Backwash – wanneer een golf op het strand slaat, en vervolgens terugkeert richting de oceaan
Bailing – het voortijdig verlaten van het surfboard
Barrel – ook Tube genoemd, ofwel een omslaande, krullende golf
Beach break – golven die breken vanwege een zandbank. Lees meer.
Beach bum – een persoon (vaak een surfer) die graag rondhangt op het strand
Bodysurf – de sport waarbij liggend wordt gesurft met behulp van flippers
Bogging – wanneer de neus van het board omhoog wordt gelift omdat de surfer te ver naar achteren staat
Bottom turn – wanneer een surfer onderaan de golf draait
Bro – brother, maat
Carve – een scherpe bocht op het water oppervlak
Chop – hobbelige condities van de oceaan, vaak vanwege veel wind
Corduroy – het uitzicht op een serie golven in de verte, zoals de foto hieronder
Crest – de top en daarmee het hoogste punt van een golf
Cutback – wanneer een surfer “terugdraait” naar het meer krachtige gedeelte van een golf
Dawn patrol – een surfsessie in de vroege ochtend
Deck – bovenkant van het surfboard
Ding – een crack in je surfboard – meestal valt dit goed te repareren, wat je in veel gevallen ook zelf kunt doen!
Drop – het moment vlak na het opstaan op het board, maar net voor de eerste bocht
Duck Diving – the techniek waarbij het surfboard onder de golven wordt geduwd, om gemakkelijker door de brekende golven te komen
Fin – de verticaal gemonteerde “vleugels” aan de achterkant van een board die voor stabiliteit en richting zorgen
Flat – geen golven, dus geen surf
Flats – het horizontale gedeelte aan de bovenkant van de golven, ook bekend als “shoulder”
Flippers – zwemvliezen
Foam – het “witte” water, waar de golf al gebroken is
Foam board – een surfboard voor beginnende surfers, met een buitenkant gemaakt van schuim
Frontside – wanneer een surfer surft met zijn gezicht naar de golf
Glassy – wanneer er geen wind is, zodat de golven niet worden aangetast
Goofy foot – een surfer die surft met zijn rechterbeen voorop
Grommet – een jonge surfer
Gun – een lang surfboard, ontwikkeld om op zeer hoge golven te surfen
Hang loose – een Hawaiiaanse uitdrukking voor een relaxte levensstijl
Hang Ten – tijdens het surfen alle tien de tenen aan de voorkant van het surfboard krijgen
Haole – een Hawaiiaans woord voor “vreemdeling”
Heat – het heetst van de strijd tijdens een surfwedstrijd
Inside – het gebied waar de golven eindigen
Kahuna – “tovenaar” of “goochelaar”
Kick out – de beweging die wordt gemaakt aan het einde van een “ride” om de golf te verlaten
Knot – “knoop”, zeemijl per uur
Kook – een beginnende, onervaren of gewoonweg slechte surfer
Leash – het koord waarmee de surfer aan zijn surfboard bevestigd is
Left-hander: vanuit de surfer gezien is dit een golf die naar links ‘breakt’. Wanneer je dus vanaf het strand kijkt, zul je zien dat deze golf zich naar rechts beweegt.
Line-up – de plek in het water waar surfer liggen opgelijnd om de golven te pakken. Deze plek bevindt zich net achter de brekende golven
Lip – het krullende gedeelte van de golf
Localism – wanneer een groep lokale surfers hun “eigen” surfspot agressief verdedigt tegen buitenstaanders
Longboard – een lang surfboard en een aparte discipline binnen het surfen
Lull – time between sets of wave with no waves breaking
Mack – grote golf
Mental – “gestoord”
Mysto spot – een surfspot dat breekt op een ver op de oceaan liggend rif
Neoprene – een zeer rekbaar materiaal, gemaakt van rubber, waar wetsuits mee worden gemaakt
Offshore wind – wind wordt geblazen van het land richting de oceaan, hierdoor wordt de golf mooi gekruld en blijft het water smooth. Zorgt voor goede surfcondities
Onshore wind – wind dat wordt geblazen van de oceaan richting het land. Zorgt voor slechte surfcondities
Outline – the shape of a surfboard from nose to tail de vorm van het surfboard van nose (neus) naar tail (staart)
Outside – waar de golven beginnen (ook wel de line-up)
Paddle battle – de race tussen twee of meer surfers wie er als eerste de golf pakt
Peak – een spot in de oceaan waar de golf aan twee kanten breekt
Pearling – wat er gebeurt wanneer het gewicht van een surfer te veel naar voren leunt, waardoor de neus onder water duikt
Perfect 10 – een perfecte ride tijdens een wedstrijd
Pit – het meest holle gedeelte van een tube of barrel
Polyurethane – materiaal dat wordt gebruikt om een surfboard te fabriceren
Point break – een golf die breekt langs een rotspunt of landtong waardoor er een lange golf langs de kust ontstaat. Bij de juiste condities kan er een zeer lange golf ontstaan. Wij hebben hier een heel artikel over geschreven.
Pop-up – de snelle beweging waarmee op het board wordt gestaan
Rail – de rand van het surfboard
Reef break – een golf die breekt over rots of koraal. Wij hebben hier een heel artikel over geschreven.
Reflection – wanneer een golf van richting wordt veranderd door een hard object in de oceaan
Refraction – het effect dat de snelheid van een golf afneemt wanneer ondiep water tegenkomt
Regular foot – een surfer die met zijn linkerbeen aan de voorkant surft
Right-hander: vanuit de surfer gezien is dit een golf die naar rechts ‘breakt’. Wanneer je dus vanaf het strand kijkt, zul je zien dat deze golf zich naar links beweegt.
Right of way – de surfer die zich het dichts bij het brekende gedeelte van de golf bevindt, heeft voorrang
Rip – heel goed surfen
Rip current (rip tide) – een sterke stroming van korte duur aan het oppervlakte van het water die richting de kust stroomt
Rocker – de vorm van het surfboard van de nose tot de tail, gezien vanaf de zijkant
Rogue wave – een golf op de open oceaan die groter is dan de eigenlijke condities van de oceaan
Section – een gedeelte van de golf dat breekt voor het grootste gedeelte van de golf
Set – een aantal golven die relatief kort achter elkaar komen
Shaka – een Hawaiiaans handgebaar die wordt gebruikt om “hallo” en “cool” te zeggen.
Shaper – designer en producent van een surfboard
Shoaling – het effect waarbij een golf hoger wordt wanneer het bij ondieper water komt
Shore break – het gebied waarbij de oceaan het strand tegenkomt
Shortboard – een kort surfboard
Skeg – oud woord voor de fin van een board
Slab – een zware reef break die uit diep water breekt in zeer ondiep water
Snaking – op een agressieve manier onder, langs of over een andere surfer peddelen om hiermee “right of way” te verdienen
Soup – het gebroken schuim van een golf
Stall – de beweging die een surfer maakt waarmee hij snelheid mindert om goed in een tube te komen
Stance – de positie van de voeten van een surfer
Stick – slang voor een surfboard
Stoked – enthousiast, opgewonden
SUP – stand up paddle board
Surftrip: een vakantie, meestal van 1 tot 2 weken, waarin een surfer (kan van alle niveaus) zijn of haar surf skills verbetert, op 1 of meerdere surf sports. Meer over de beste surfvakanties.
Surging wave – een golf die geen tijd heeft om te breken, omdat de overgang van diep naar ondiep water te snel gaat
Swell – sterke wind brengt energie waarmee flinke golven worden geproduceerd
Take-off – het starten van het surfen op een golf
Thruster – een surfboard met drie fins, ontworpen door Simon Anderson
Tidal bore – een zeldzaam fenomeen waarbij golven een rivier op reizen
Tow-in – wanneer surfers een jetski gebruiken om een golf in surfen waar ze niet in kunnen peddelen
Trimming – het vinden van de perfecte lijn voor de juiste snelheid op een golf
Trough – de bodem van een golf
Tsunami – een gigantische en vaak dodelijke golf, welke vaak ontstaat vanuit een aardbeving op de bodem van de oceaan
Tube – holle binnenkant van een golf, ook bekend als barrel
Twin-fin – een surfboard met twee fins
Wahine – een vrouwelijke surfer
Wave height – het verschil tussen de crest (bovenkant) en de trough (onderkant) van een golf
Wave period – de tijd tussen twee opeenvolgende golven
Wave train – een group golven met vergelijkbare wavelenghts
Wavelength – de afstand tussen de crest van een golf tot de crest van de volgende golf
Wax – een product, gemaakt van paraffin, dat wordt gebruikt om de grip van een surfboard te verbeteren
Wedge – een steile golf
Wetsuit – een outfit , gemaakt van neoprene, dat surfers gebruiken om warm te blijven
Whitewater – het witte, schuimachtige water dat wordt gecreëerd wanneer een golf is gebroken
Windswell – een groep golven voortgedreven door lokale wind op vrij geringe afstand van de kust
Wipeout – een onverwachte val van een surfboard of surfongeluk.